Myrthe Lenselink (32) verloor haar broertje: ‘Verdriet wordt niet kleiner, maar het leven eromheen weer groter’
Myrthe Lenselink (32) verloor drie jaar geleden haar broertje Joris: hij kreeg op zijn 26ste een hartstilstand en was enige dagen vermist. “Ik wil graag uitleggen hoe het voelt om onderdeel te zijn van de club waar je niet bij wilt horen. De club van mensen die weten hoe het is om iemand te verliezen.”
“Als je het allerergste meemaakt, als iemand doodgaat die je niet kunt missen, voelt het misschien alsof je nooit meer gelukkig zult worden, nooit meer vreugde zult voelen. In de maanden na de dood van mijn broertje heb ik zo vaak gedacht: gaat dit ooit over? En zo vaak gehoopt: laat het overgaan, dit verdriet. Rouw is grillig. Hard. Lelijk.
Verdriet is als een golf die compleet over je heen spoelt. En ik maar watertrappelen, hè. Nu, drie jaar later, weet ik: mensen zijn veerkrachtig, hoeveel pijn en gemis ze ook voelen. Rouw gaat niet over, maar het wordt onderdeel van het leven, want het gaat over liefde.
Zijn leven voor de dood
Joris was een fantastisch persoon. Hij had permanent een grijns op zijn gezicht, waar hij ook was. Ik was twee jaar ouder en we hebben nog een oudere broer, Lucas. Het gaf me veel vertrouwen om tussen twee broers op te groeien. Zo’n gevoel dat de dingen goed komen omdat er altijd van die grote, lieve kerels naast je staan. Joris was de dondersteen van de familie.
Belletje lellen, met scheuren in zijn broek thuiskomen. Maar het mooie was: hij kwam altijd overal mee weg. Ik ken niemand die zó veel charme had als hij. Mensen gunden hem van alles. Zijn vrienden vertellen nog steeds hoe hij als huisoudste in zijn studentenhuis dan bijvoorbeeld een belletje liet afgaan in de keuken als hij op zijn kamer koffie wilde. Zodat de huisjongste een bakkie naar hem kon brengen. Met een dikke knipoog, natuurlijk.
Dat soort verhalen, ik vind ze hilarisch om te horen. Maar ze doen ook zeer. Ik voel dan de pijn dat hij zo jong stierf.”
Janou Bode (44) heeft long covid:
Als een slechte film
“Joris studeerde fiscaal recht en stortte zich volle bak op het studentenleven. Feestjes, borrels, huisbijeenkomsten, maar ook: hard studeren. Hij was beresterk, sportte veel. Hij werkte bij een groot bedrijf in Amsterdam, waar hij later ook ging wonen. Zijn collega’s zeiden: ‘die gaat het maken, die Joris’.
Mijn broertje ging als een speer. In niets hadden we door dat er iets mis kon zijn met zijn hart. Hijzelf ook niet: hij had geen klachten.
Na een avondje in de kroeg zat hij in zijn eentje op zijn fiets. Hij reed langs de Amsterdamse grachten, om een uurtje of elf, op weg naar huis, waar hij met vrienden woonde, en kreeg, zo leerden we weken later door de autopsie, een hartstilstand. Hij viel van zijn fiets en daarna in de gracht. Het gebeurde op een rustig plekje, niemand heeft iets gezien, iets gehoord.
We zijn Joris twee dagen kwijt geweest. Dat was vreselijk. Zijn vriendin Isabelle, met wie hij een heel goede relatie had, trok aan de bel. Joris was onbereikbaar, WhatsApp liet maar één vinkje zien, zij had er geen goed gevoel over. Ook zijn huisgenoten hadden Joris niet meer gezien en werden ongerust.
Ik woonde toen naast het politiebureau in Amsterdam en zei vrij nonchalant: ‘Ik loop wel even binnen, misschien weten ze daar wat’. De agenten zagen het al snel als een urgente vermissing. Zesentwintig jaar, jong, goede baan, geen schulden, geen contacten in het criminele circuit.”
De rest van deze Real Life staat in Flair 14-2023. Meer van dit soort verhalen lees je wekelijks in Flair.