Marjoleins zoon was één van de surfers die 3 jaar geleden omkwam in Scheveningen: 'Hij had geen schijn van kans’
Vandaag is het drie jaar geleden dat vijf surfers omkwamen toen de zee bij Scheveningen plots in een dikke schuimlaag veranderde. Max, de 22-jarige zoon van Marjolein Hartman, was één van die vijf. "Als je je kind verliest, huil je niet alleen maar. Het is ook schreeuwen, krijsen, tegen de muren op vliegen. Het is te groot."
Brok energie
"Max was altijd één brok energie. Als baby al bleef hij maar bewegen, dus het middagslaapje was er gauw vanaf. Op de basisschool kwam hij altijd thuis met kleerscheuren en als het rotweer was, hield hij met vriendjes thuis een kussengevecht. Hij was niet zo’n kind dat zei: 'Zet me maar op de hoek van het schoolplein af, dan loop ik zelf naar school', nee, ik mocht mee naar binnen en dan kreeg ik nog een kus ook.
Ook toen hij ouder werd, klikten Max en ik: we hadden aan een half woord genoeg. Ik heb drie sigarenwinkels in het centrum van Amsterdam en in zijn vrije uren hielp Max mij daar vaak. Als ik me dan versprak tegen een klant, ging hij me nadoen. Stonden we weer te geinen in de winkel. Die kleine dingen gaven mijn leven glans. Ook toen Max vertrok naar Delft om technische werkbouwkunde te studeren, hadden we veel contact."
Een nieuwe hobby
"Vanaf de zijlijn genoot ik mee. Feestjes, stages, vakanties, Max stond vol in het leven, pakte alles aan. En hij was een allemansvriend, had geen vooroordelen: bij hem stond iedereen altijd met 1-0 voor. Een vriendin had hij niet, wel wat losse dates hier en daar soms, ook dat bespraken we. Max en zijn zusje – ik heb ook een dochter, Ivy – groeiden op in Muiderberg, waar ik nog steeds woon. Als hij dan thuiskwam, bijna elk weekend, was het van 'hai mam', een kus, en dan dook hij vaak achter de piano. Max had veel hobby’s, wilde alles leren. Hij was ook geen ontzettende surfdude: hij deed het pas een jaar, het was gewoon iets nieuws waar hij vol van was.
Het waaide hard die bewuste avond in mei in Scheveningen: het recept voor perfecte golven. Aan de andere kant van het havenhoofd hebben mensen tot elf uur in de avond nog heerlijk kunnen surfen. Maar Max was op de verkeerde plek. Het is tussen zeven uur en kwart over zeven ’s avonds gebeurd. Dat weet ik omdat ik van zijn vrienden nog een foto kreeg die zijn goede vriend Matthijs, die er ook bij was, nog rond vijf voor zeven op Snapchat had gezet. Daar hebben we toen snel een screenshot van gemaakt, het was het laatste beeld van mijn zoon in leven."
Een van de surfers
"Max en Matthijs gingen samen de zee op, er waren nog acht andere jongens bezig op dat stuk water. Een paar jongens zijn, vlak voor het gebeurde, nog naar Max en Matthijs toe gezwommen, of ze oké waren, omdat de zee steeds woester werd. Nog geen vijf minuten later kwam er een soort muur van schuim over hen heen. Toen was het ieder voor zich.
Het ging snel – net als in een lawine, zo vertelde iemand van de kustwacht later. In één klap is het donker, er is geen onder of boven meer, en ook al was het ze gelukt op hun plank te gaan staan, dan nóg waren ze niet boven die schuimlaag uit gekomen. Die was twee meter hoog en benam hen letterlijk alle adem. Als moeder wil je álles weten, hoe pijnlijk het ook is. Heeft mijn kind veel geleden? Heeft hij een lange doodsstrijd gehad? Het is vermoedelijk snel gegaan. Ze zijn overvallen.
Ik ben ook gaan googelen, ik wilde informatie over die schuimlaag. Het is een zeer zeldzaam natuurverschijnsel. Dat zeeschuim, een beetje witgelig en glibberig, dat weleens op het strand ligt, kent iedereen wel. Er is een bepaalde windstroom geweest, leerde ik later, en een zeestroom, en door die wind en die stroom is het water op gaan kloppen. Het schuim lag aan de kust, toen is de wind gaan draaien en is in één klap al het schuim dat op de kust lag de zee op gewaaid. Over mijn zoon heen. Het was puur toeval, domme pech."
Niets onverantwoords
"Mensen zeiden naderhand: 'Wie gaat er dan ook met dat schuim de zee op,' echt, ik kon ze wel schieten. Niemand had dit kunnen voorzien. Die jongens deden níéts onverantwoords. Van die groep van acht zijn ook drie jongens overleden. Zij waren ervaren surfinstructeurs, kenden de zee beter dan hun broekzak. Mijn kind had geen schijn van kans.
Ik had die avond bezoek van een vriendin, gezellig kletsen, wijntje erbij. Achteraf heb ik me duizend keer afgevraagd: wáárom heb ik niets gevoeld, op dat moment? Je hoopt als moeder dat je een bovennatuurlijk lijntje hebt, want dat is dan wat mensen zeggen, hè. Dat dan ineens de klok stilstaat of er een rilling door je lijf gaat. Niets van dat. Het was zo moeilijk te verkroppen dat ik een leuke avond had, aan het láchen was, terwijl mijn zoon aan het sterven was."
Lichaam identificeren
"Om kwart over twee ’s nachts stonden er twee agenten voor mijn deur. Ze vertelden dat Max vermist was. Ik had hem een dag daarvoor nog op de app gehad, even kletsen, zoals we dat zo vaak deden, dus nee hoor, mijn zoon was zéker niet vermist. Ik begreep er geen kloot van. Tot ze iets zeiden over surfers in Scheveningen, toen wist ik meteen: het is mis. Ik belde met de recherche in Scheveningen en die vertelde kort en bondig wat er was gebeurd. Ik zei nog wel: 'Hoe weet je dat het mijn Max is?' Ze hadden zijn auto op de parkeerplaats gezien, met zijn telefoon erin, en de jongens die het drama hadden overleefd bevestigden het.
Er waren in totaal vijf jongens vermist. Twee jongens waren dezelfde avond nog gevonden, een de volgende ochtend vroeg. Max zat daar niet bij. Ik weet nog dat ik toen nog niet heel erg met de dood bezig was, maar veel meer met: zijn lichaam moet gevonden worden. Er was die nacht niemand. De politie ging meteen weer weg, en ik kreeg telefonisch niemand te pakken. Ik heb alleen met mijn ex, Max' vader gesproken, en ik ben naar mijn andere ex-man gegaan, de vader van Ivy, om het te vertellen.
Om vier uur ’s nachts was ik weer thuis, ik deed geen oog dicht natuurlijk. 's Ochtends kwamen de eerste vrienden van Max, nadat ze mijn appjes hadden gelezen. Toen belde Max' vader, ze hadden iemand in het water gezien. Misschien onze zoon. Een uurtje later werd het duidelijk. Met mijn ex-man en mijn zus ging ik naar Scheveningen, Max moest geïdentificeerd worden."
Pas toen kwam het echt binnen. Snoeihard. Hij lag in het gebouwtje van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM, red.), in een opslagruimte voor reddingsmaterialen. Daar stond een provisorisch tentje waar Max onderlag, en een van de andere surfers die ze die ochtend hadden gevonden. Mijn zoon lag op de betonnen vloer met een handdoekje over hem heen. Het was hard. Het was zo hard. Die aanblik, alles eromheen, het was vreselijk, gruwelijk, en tegelijkertijd, vraag me niet hoe, ergens, heel ver weg, was ik ook een beetje ‘blij’, of opgelucht: ik kon mijn kind vasthouden. Een kus geven. Met mijn handen door zijn haar gaan.
Geen reële optie
Hij was ongeschonden. Het was nog precies Max, maar dan koud. Dat was ook wat Max’ zusje, ze was toen zeven, meteen zei. En ook: ‘Er zit nog een beetje zand in zijn haren.’ Heel lief, en ook heel observerend. Zo kijken kinderen dus naar de dood. Ik heb haar niet meegenomen naar de identificatie, maar ik wilde haar wel overal bij betrekken. Toen Max werd thuisgebracht en in ons huis werd opgebaard, heeft ze hem gezien. De begrafenis was huiselijk, in de tuin. Ik denk dat het ging zoals Max het wilde, maar we hadden het erover gehad wat ík wilde als ik zou sterven, niet over wat hij wilde als hij zou doodgaan. Dat hij eerder zou sterven dan ik: dat was geen reële optie.
Het was zonnig tijdens het afscheid. Er stonden mensen in de tuin, in de woonkamer, in de gang, en wat niet meer paste, stond allemaal buiten. Er was een gigantische erehaag vol mensen voor Max tot aan de begraafplaats, geen enkel stukje van de weg hoefden we alleen af te leggen. Het was hartverwarmend. Er waren ook prachtige speeches, zijn favoriete muziek, Pink Floyd, muziek van componist Einaudi, die hij zelf vaak op de piano speelde – ik mis dat geluid nog elke dag.”
Doorgaan in oude ritme
“Soms vragen mensen me of ik toen al besefte dat mijn kind echt dood was. Ik denk dat ik al snel in de realiteit zat, maar ik heb niet meteen het maximale verdriet ervaren. Toen hij vermist was – kon er voor mijn gevoel geen onsje verdriet meer bij. Toen hij was gevonden, werd het verdriet nog weer wat erger. Het ging in stapjes. Alsof het indikt, waarna er weer ruimte is voor nog meer verdriet.
Pas na een paar maanden kon ik het maximaal voelen. De pijn. In die eerste periode was het heel concreet. We moesten hem vinden, daarna wassen, aankleden, opbaren, een prachtafscheid geven. Daarna werd het leeg en hard en lelijk en grillig. Mijn leven is naar de klote, dat was wat er continu door mijn hoofd spookte. Het is klaar nu. Alle vreugde is eruit geslagen. Er is alleen maar somberheid. Maar ook besefte ik: ik ben en blijf moeder van Max, en óók van een kind dat er nog wel is. Een prachtig lief meisje, van pas zeven jaar, dat haar broer kwijt is. Zij kan niet ook haar moeder verliezen. Zij heeft ook recht op een fijne jeugd, net zoals Max dat had.
De dag na de uitvaart ben ik meteen gaan werken, niet omdat ik dat nou zo belangrijk vond, maar omdat ik het alternatief niet zag zitten: thuis in de foetushouding op de bank de hele dag janken. Daar had niemand wat aan. Ik wilde in mijn oude ritme doorgaan. Dat ging zó moeizaam, je hersenen hebben door de trauma’s, door het verlies, zó’n ongelooflijke optater gehad, maar goed: ik deed het. Zo goed en zo kwaad als het kon. Uiteindelijk denk ik dat dat hetgeen is dat me heeft gered. Of ik nou twee maanden thuis had gezeten of twee jaar: de dag dat je weer gaat werken wordt altijd moeilijk.”
Enorme boosheid
“Ik ben heel boos geweest. Dat was voor mij een emotie die echt bij mijn rouw hoorde. Maar op wie moest ik boos zijn? Dat was verwarrend. Dat was zo anders dan toen mijn vader om het leven kwam toen ik achttien was. Hij is doodgeschoten bij een overval, in een van de sigarenwinkels die ik nu run. De dader was een jongen van zeventien, vers uit een tbs-kliniek, dat gastje wilde geld, schrok van mijn vader die nét uit het magazijn kwam, en – bam – die jongen schiet. Bizar, zoiets gebeurt alleen in een film, en ineens was het voor ons de werkelijkheid. Toen was er ook veel woede, bij mij, en vooral ook bij mijn moeder.
Maar na Max’ dood had ik niemand om de schuld te geven. Wat moest ik met die boosheid? Wat ik ook merkte; een ouder verliezen is natuurlijk. Toen mijn vader overleed, ben ik mezelf niet kwijtgeraakt. Maar toen mijn zoon overleed, voelde het alsof iemand mijn voeten eraf had gezaagd. Probeer dan maar eens op te staan. Ik was compleet afhankelijk van mensen die me eten brachten, die mijn was deden. Mijn kop zat vol mist, ik kon niet helder redeneren, schoot alle kanten op. Ik werd woest als mensen me een goedemorgen wensten. Ik héb geen goedemorgen. Ik ga nooit meer een goedemorgen hebben.
Mijn zenuwen lagen aan de oppervlakte. Alles deed pijn. Continu. En dat doet wat met je. Mensen denken vaak: iemand die rouwt die huilt, en heeft een schouder nodig. Nou, weet je wat de realiteit is? Je kind verliezen betekent ook: tegen een muur op vliegen. Gillen. Krijsen. Brullen. Het is álles. Het is te groot. Er waren vrienden die dachten: ik liep normaal ook nooit de deur bij haar plat, dus nu ook niet, maar het leven ís voor mij niet meer normaal. Of mensen die niet langskwamen omdat ze dachten: ik kan het toch niet beter maken. Nee dat klopt, dat kun je niet, maar blijf niet weg, alsjeblieft.”
Verdriet hoort bij liefde
“Ik ben door mijn woede en grilligheid mensen kwijtgeraakt. Er waren vrienden die er niet mee om konden gaan. Dat deden ze niet expres, de omgeving wíl altijd graag helpen bij rouw maar weet vaak niet hoe. Het grootste probleem is dat mensen die het niet meemaken – gelukkig voor hen – géén idee hebben hoe het voelt. Dat het zo groot is, dat je je onmogelijk sociaal wenselijk kan gedragen.
Erkenning: dat hebben ouders die hun kind verliezen nodig. Ja. Je leven staat op de kop. Nee, je leven wordt nooit meer hetzelfde. Niet dingen goed gaan praten. Niet dingen negeren. Bagatelliseren. Je hoeft het, als omstander, niet beter te maken. Dat is ook waarom ik een boek schreef over mijn rouw, Rauw heet het. Hoewel veel lotgenoten me al hebben gemaild, is het vooral bedoeld voor mensen in de omgeving van die ouders. Als handvat.
Het is nu bijna twee jaar geleden. Het handjevol vrienden en familieleden die wel bleven, die me dragen in de moeilijke periodes, koester ik met heel mijn hart. En mijn dochter, vooral mijn dochter, en alles wat we samen doen. Als ik haar zie lachen om een grapje, spelen met vriendinnetjes, dan voel ik het weer een beetje: lichtheid. En ik voel het ook als de vrienden van Max langskomen, als ik herinneringen ophaal.
Ik kan wel weer gelukkige momenten ervaren, maar echt dat intense geluk, die glans, dat ben ik volkomen kwijt. Ik heb geleerd om in het hier en nu te leven, om dingen niet meer te bestempelen als ‘leuk’ of ‘niet leuk’, ik onderga het leven. Ik zit in de neutrale stand. En wat betreft dat verdriet om Max: het wordt niet groter, het wordt niet kleiner, het blijft en het is elke maand weer anders. Ik laat het komen, ik laat het er zijn, want dat verdriet is onlosmakelijk verbonden aan mijn liefde voor Max.”
Meer van zulke verhalen lees je wekelijks in Flair.