Opgebiecht: ‘Ik ben een slecht voorbeeld voor mijn zoon’
Hilde (31): “Mijn zoon Jim is vier en gaat sinds kort naar school. Dat gaat prima, hij lijkt een leerpikkie in de dop. Ook ik red me inmiddels vrij redelijk op het schoolplein. Totdat ik pas bij de juf moest komen. Ze vroeg zich af hoe Jim toch aan zijn woordenschat kwam…”
“Vorig jaar was een klotejaar voor mij. De breuk met mijn vriend Armando zag ik niet aankomen. We hadden regelmatig woorden en dat kon soms hoog oplopen, maar we kwamen er altijd wel uit. We hadden ook wel ruzies die zo erg waren dat ik een nachtje bij een vriendin ging slapen. Of dat hij wegging en de volgende dag pas weer opdook. Maar ook daar leken we ons allebei in te schikken, zolang we bij elkaar terugkwamen.”
Scheldwoorden
“Die ruzies gingen wel gepaard met vloeken. Natuurlijk houd je er rekening mee dat er een kleintje in de buurt is, maar in het heetst van de strijd hadden we dat allebei niet meer onder controle. Ik moet eerlijk zeggen dat we samen flink kunnen schelden. Dat hebben we altijd gedaan en dan hoefden we niet eens kwaad te zijn. Woorden als 'lul', 'kut' en 'gvd' kwamen sowieso vaak langs. Inmiddels ben ik er allang achter dat kinderen veel meer meekrijgen dan je hoopt.
De emoties tussen Armando en mij schoten vorig jaar alle kanten op. Door alle ruzies die we hadden, ging hij zich steeds meer verliezen in de drank en werd hij minder aanspreekbaar. Alleen als het op Jim aankomt was – en is – hij wel secuur in afspraken maken en nakomen. Toen we uiteindelijk toch echt uit elkaar gingen, was het duidelijk dat Jim bij mij zou blijven, maar Armando zou hem om de week een weekend halen; we wilden hem samen opvoeden.
In die eerste periode bleven we kwaad op elkaar en dat kun je niet verborgen houden. Er zat veel agressie. Toen Jim mij ‘kankerhoer’ noemde nadat hij een weekend bij Armando was geweest, wist ik dat dit te ver ging. Dit kón niet doorgaan zo, we moesten ingrijpen. Ik heb Armando daarop aangesproken en hij ontkende natuurlijk alles, maar ik wist beter, want van mij kon dat woord nooit afkomen – ik gebruik het niet. We hebben er wat gesprekken over gehad en inmiddels letten we allebei op wat we zeggen. En dan écht. Dat lukt wonderbaarlijk goed.”
Oppassen met taalgebruik
"Ik zie ook mijn eigen taalgebruik onder ogen: het gaat nu beter, maar ik moet nog steeds erg oppassen. Zo had ik laatst een andere auto gekocht. Mijn eigen auto was te duur en ik kocht een ouder en goedkoper bakkie. Het ding reed best en ik had zo eindelijk weer wat geld. Samen met Jim ging ik de auto ophalen in Brabant. Onderweg belde ik even met een vriendin om het verhaal te doen. Ik zei terloops: ‘Ach, tis eigenlijk best een geil bakkie!’ Ik was blij, dacht niet na.
Toen het gesprek was afgelopen, vroeg mijn wijsneusje op de achterbank: ‘Mama, wat is geil?’ Fuck! Daar ging ik weer, red je daar maar eens uit. Ik zei iets als: ‘Dat je heel gelukkig bent.’ Maar dat hij het moest vergeten, want het was een woord voor grote mensen. Een paar seconden later zei Jim al: ‘Mama, ik ben geil.’ O, sukkel die ik ben!”
Opgebiecht
Slecht voorbeeld
"Ik wist niet goed hoe ik het moest oplossen en ben daarom maar over dieren langs de weg begonnen om het woord uit zijn systeem te krijgen. Het leek goed te gaan, want we hadden het in no time over koeien, schaapjes en paarden. Prima.
Totdat ik van de week werd aangesproken door de juf van Jim: ‘Heb je een momentje?’ Ik had geen idee wat ze wilde, toen ze me wenkte. Je voelt het al aankomen, Jim had in de klas gezegd dat hij geil was. De juf was geschrokken, maar de kinderen hadden geen krimp gegeven. Nee, logisch, niemand kent dat woord op die leeftijd!
Ik schaam me rot, want ik voel me zo’n slecht voorbeeld. Wat een slechte moeder ben je om daar helemaal niet bij stil te staan. En het ergste: toen de juf het vertelde, schoot ik nog in de lach ook…”
Dit artikel komt uit Flair 17-2019.