Zó ga je om met dwangmatig handelen: ik moet, MOET, MÓÉT
Tig keer controleren of je de deur op slot hebt gedaan of eindeloos je handen wassen uit angst voor ziektekiemen. Dwanghandelingen heb je in allerlei vormen en maten, maar waar komen ze vandaan? Hoe ga je ermee om en – belangrijker – hoe kom je ervan af?
De deurklink dertig keer checken, weglopen, voelen dat het nog niet goed genoeg is en hup, weer terug…
Dwangmatige gedachtes
Stel je voor dat je in je hoofd steeds terugkerende gedachtes hebt die je niet wilt hebben. Bijvoorbeeld over de nare dingen die jouzelf en je naasten zouden kunnen overkomen, zoals ziekte of een ongeluk. De gedachtes in je hoofd gaan gepaard met bepaalde handelingen die je van jezelf moet doen: alle deurklinken in huis aanraken, je handen wassen, het bestek symmetrisch naast elkaar leggen, in je handen klappen.
Als je dat niet doet, dan geeft dat een onrustig gevoel. Dat onrustige gevoel komt voort uit het feit dat je denkt dat er iets ergs gebeurt, zoals die ziekte of dat ongeluk dat in je hoofd rondspookt, als je niet toegeeft aan de dwanghandelingen. “Dit gedrag valt onder de noemer dwangstoornis, ook wel obsessieve compulsieve stoornis (OCD) genoemd,” zegt dwangdeskundige Jurre Donkelaar, bekend van het tv-programma Levenslang met dwang? en oprichter van Mental Heroes.
“Uit de laatste cijfers blijkt dat ongeveer twee procent van de Nederlandse bevolking last heeft van OCD, wat gelijkstaat aan bijna de hele gemeente Utrecht. Dit zijn dan alleen nog de mensen die gediagnosticeerde OCD hebben, wat betekent dat er ook nog een heleboel mensen met dwang rondlopen die daar niet op zijn getest.”
Een beetje dwang is oké
Het is heel normaal om af en toe een bepaalde dwang te voelen om iets te denken of te doen. “Veel kinderen hebben bepaalde rituelen die ze van zichzelf moeten opvolgen: alleen binnen de stoeptegels lopen, het nachtlichtje drie keer aan en uit doen voordat ze gaan slapen,” zegt Donkelaar.
“Dat lost zichzelf altijd wel weer op naarmate een kind ouder wordt. Maar ook als volwassenen kun je nog je ‘dwangetjes’ hebben, zoals ik ze noem. Als ik een dag later een belangrijk event heb, dan denk ik weleens: even links om dit paaltje fietsen, anders ben ik bang dat het misgaat. Het is niet erg als je dat hebt, sterker nog: ik denk dat bijna iedereen dit zal herkennen.”
Het wordt pas erg als de dwang verschillende levensgebieden gaat beïnvloeden. “Bijvoorbeeld als je te laat op je werk komt omdat je thuis een bepaald dwangritueel moet afmaken of van je werk terug naar huis gaat om te checken of je de deur wel echt hebt dichtgedaan,” legt Donkelaar uit.
“Afgelopen week sprak ik met een jongen die veel spanningen had rond hygiëne. Elke dag was hij urenlang bezig met alles schoonmaken: zijn schooltas, zijn oordopjes, zijn handen. Hij ging bijna niet meer naar school, omdat hij daar geen tijd meer voor had. Als de dwang zo belemmerend wordt, dan spreken we van een dwangstoornis. En daar zul je echt iets aan moeten gaan doen.”
Bezweren van de angst
De aanleg voor een dwangstoornis kan erfelijk zijn, wat niet betekent dat het altijd tot uiting hoeft te komen. Donkelaar: “Je ziet vaak wel dat het in de puberteit een grotere rol gaat spelen. Dat is een periode waarin druk en stress toenemen en je vaak wat angstiger en verwarder bent, omdat je te maken hebt met een veranderend puberbrein. Dat is een goede voedingsbodem voor dwang. Maar het komt ook regelmatig voor dat mensen na een ingrijpende gebeurtenis last krijgen van een dwangstoornis, als manier om grip te krijgen op de situatie. Je gaat in zo’n geval bijvoorbeeld vaak je handen wassen of spullen symmetrisch neerleggen om de angst in je lijf te bezweren.”
Donkelaar vergelijkt dwang met een verslaving. “Iemand die verslaafd is aan alcohol heeft een glas sterke drank nodig om het onrustige gevoel tot bedaren te brengen,” legt hij uit.
“Bij iemand met een dwangstoornis gebeurt eigenlijk hetzelfde. Hij of zij moet ‘dwangen’, zoals ik het uitvoeren van dwanghandelingen afkort, om de onrust niet meer te voelen. Je moet je voorstellen dat iemand de deurklink van de slaapkamer al dertig keer op en neer heeft bewogen, naar beneden loopt en onderweg toch voelt dat het nog niet goed genoeg is. De onrust neemt weer toe en hup, die persoon gaat terug naar boven om de dwanghandeling opnieuw uit te voeren.”
Vermijd een sneeuwbaleffect
Je hoeft je geen zorgen te maken als je elke dag eerst je linker sok aantrekt en dan pas je rechtersok, omdat je denkt dat je anders onheil over je afroept. “Maar wees alert als de dwang zich uitbreidt naar andere gebieden, want dat kan een signaal zijn dat je een bepaalde grens aan het overschrijden bent,” zegt Donkelaar.
“Dat geldt ook als je bepaalde situaties uit de weg begint te gaan omdat je bang bent dat je daardoor meer gaat dwangen. Je ziet bij mensen met smetvrees bijvoorbeeld vaak dat ze niet meer op openbare plekken willen afspreken, omdat ze dat niet hygiënisch vinden. Dat kan ervoor zorgen dat de dwangstoornis allesomvattend wordt en je leven gaat domineren.”
Als je merkt dat je vaak bezig bent met dwangmatige handelingen, dan kun je proberen om daar op een andere manier mee om te gaan. “Het lijkt het makkelijkst om mee te gaan in de dwang, omdat de onrust dan afneemt,” aldus Donkelaar.
“Maar eigenlijk creëer je daarmee een soort sneeuwbaleffect. Elke keer dat je meegaat in de dwang, zeg je eigenlijk tegen jezelf: het is waar wat je denkt, je gedachtes kloppen. Je faciliteert de dwang, waardoor het groter en groter wordt. Als jij altijd vijf keer teruggaat om te checken of je het gasfornuis hebt uitgezet, leer dan te accepteren dat het na één keer controleren klaar is. Ja, dat voelt onrustig, maar realiseer je dat dat gevoel vanzelf minder wordt.”
Zo leef je duurzamer
‘Je hoeft je echt niet slecht te voelen als je een keer een lange douche neemt’
Hoe reëel zijn je gedachtes?
Werken aan je dwangstoornis betekent dat je je angsten in de ogen gaat kijken. “Wij noemen dat ‘exposure’, een therapievorm waarbij je datgene aangaat waar je bang voor bent,” vertelt Donkelaar.
“Stel dat jij je handen van jezelf altijd zes minuten moet wassen, dan ga je bijvoorbeeld kijken of je dat kunt afbouwen naar drie minuten. Is het gelukt om het bij drie minuten te houden, dan ga je daar nog een minuut van afhalen. Dat zorgt voor een onrustig gevoel, want je bent ervan overtuigd dat er iets vreselijks gebeurt als je geen gehoor geeft aan de dwanggedachtes in je hoofd: je gaat je naar voelen, krijgt misschien wel kanker of wie weet stort er een vliegtuig neer.”
Een dwangbehandeling bestaat naast exposure vrijwel altijd uit cognitieve gedragstherapie. “Tijdens deze therapievorm ga je je gedrag en gedachtes bekijken en analyseren: waarom doe ik wat ik doe, hoe reëel zijn mijn gedachtes, op welke manier kan ik deze gedachtes veranderen,” somt Donkelaar op.
“Het is een beetje afhankelijk van de ernst van de dwang en je eigen motivatie, maar in combinatie met exposure ondervindt ongeveer de helft van alle mensen met een dwangstoornis significante verbetering. Dat voelt als een enorme opluchting, want je moet ineens niks meer. Het klinkt een beetje zwaar, maar daarmee geef je jezelf eigenlijk je vrijheid terug.”
De rest van dit verhaal lees je in 21-2023. Meer van dit soort verhalen lees je wekelijks bij Flair.