PREMIUM
Marije: ‘Er is dat irritante gevoel. Jaloezie. Een knagend besef dat ik misbaar ben geworden’
Mijn man kookt. Ik weet dat dit vrij normaal is, maar in ons huis heeft dat best wat jaren geduurd. Het was niet per se onwil van hem, meer dat hij was opgegroeid in een huishouden met een enorm zorgzame moeder en drie zussen.
Tel daarbij een cultuur op waarin het een gegeven is dat de vrouw het eten verzorgt en het feit dat ik als freelance journalist veel thuis werkte en hij vijf dagen op kantoor zat, en een rollenpatroon was geboren. Ik heb het heus vervloekt, vooral op die momenten dat hij eerder thuis was dan ik, maar nog steeds op de bank plofte om te wachten tot ik er was om te beginnen met koken. Dan kon ik ontploffen.
Maar patronen zijn nou eenmaal hardnekkig en het heeft weinig zin om steeds dezelfde discussie te voeren. Bovendien deed hij heel veel andere dingen wel, alleen niets wat we konden opeten. En nu is er dus dat stomme, irritante gevoel. Jaloezie. Een knagend besef dat ik misbaar ben geworden.
Het begon in coronatijd, toen we met zijn allen thuiszaten en er verder niet zo veel te doen was. We kochten een keramische barbecue en dat werd zijn domein. Uren liet hij daar kip op stoven en varieerde hij met kruiden. Er kwamen steeds meer vrienden langs om van zijn kwaliteiten te genieten, want eerlijk: het was lekker. Heel geleidelijk verschoof hij zijn aandacht naar de keuken. Van mijn bami nét wat meer opleuken met wat extra ketjap en een snufje selderij tot het maken van Surinaamse bruine bonen met rijst.
Er kwamen veel complimenten. Toen hij pasta vongole maakte en het prijzen van onder anderen mijn ouders maar doorging, kon ik het niet nalaten om te zeggen: “Maar ik maak dit al zeker tien jaar.” Heel kinderachtig, ik weet het. Ik vind koken niet eens leuk. Hij wel. Met een theedoek achteloos over zijn schouder staat hij in pannen te roeren alsof hij nooit anders heeft gedaan. Met aandacht ook én een goed humeur.
Waar ik vaak toch weer iets laat aanbranden of vergeet. “Je moet er liefde in gooien,” is zijn motto. Waarna ik sneer: “Lekker makkelijk, als je twintig jaar hebt mogen afkijken.” Mijn gevoel hobbelt op en neer tussen liefde, afgunst, trots en irritatie. Laatst had hij roti gemaakt. Het was heus niet dat ik meteen zei dat er wat meer masala bij had gemoeten. Hallo, ik ben geen monster. Maar toen hij maar bleef doorgaan over hoe geweldig lekker zijn roti was, kon ik mijn mond niet houden.
Zo’n moment dat je op je lip bijt om de woorden binnen te houden, tot het onvermijdelijke toch gebeurt. Ter verdediging: het is ook niet zo dat hij nooit kritiek had op mijn kookkunsten. Het resultaat was dat we zeker twee uur aan het ruziën waren over of hij te weinig masala had gebruikt (mijn mening) of ik al die jaren te veel (zijn mening).
Laatst verzuchtte ik tegen een vriendin: “Hij kan toch gewoon koken, zonder meteen alle aandacht op te eisen?” Waarop zij fijntjes wees op het feit dat dit nou eenmaal een mannending is. En eerlijk is eerlijk, hij doet het ook beter dan ik.
Deze column komt uit Flair 08-2023.
Marije Veerman woont met Franklin, zoon Kyano en dochter Liv in Purmerend. Volg Marije via @marije.veerman op Instagram.