artikelbeeld Lisanne Beeld Dorian Jurne
artikelbeeld LisanneBeeld Dorian Jurne

Lisanne: ‘Zou mijn moeder mij zo kunnen zien? Zou ze trots zijn?’

Voor verdriet kun je niet wegrennen. Ik ondervond het bij de halve marathon van Egmond, waar ik was omdat ik mezelf, toen ik me nog goed en verliefd voelde, had opgegeven voor de 10,5 kilometer.

De dag van de start voelde ik me allesbehalve goed en verliefd en om die reden werkte mijn lijf mijn ontbijt er vakkundig uit bij de wc’s naast de kleedkamers. Ik was die vroege ochtend naar Egmond gegaan omdat ik wist dat ik anders piekerend in mijn bed zou blijven liggen. All day long. Ik was al een paar keer in die verrekte, verdrietgerelateerde valkuil gestapt.

Deze zondag besloot ik liever ploeterend langs de kustlijn te rennen. En héél misschien zou er dan ook een moment zijn dat ik alleen maar zou denken: wat is het zwaar, dit lopen, of, wat is het lekker, dit lopen, maar in elk geval geen gedachten in de trant van: ik mis De Brabo zo, waarom ging hij nou weg, ik vind nóóit meer iemand anders. Na mijn Dixibezoek verscheen ik aan de start. Alleen, met duizenden anderen.

Een venijnige wind sneed door mijn dunne hardloophemdje, op mijn blote benen verscheen kippenvel, ik voelde mijn darmen salto’s maken in mijn buik, verdrietpijn, hartpijn, ik wilde niet lopen, ik miste mijn moeder, klotezooi, waarom mis ik mama altijd als ik verdriet heb, ik wilde naar huis – het startschot klonk. Gejuich, gejoel, geklap, de muziek zwol aan, voeten die elkaar steeds sneller afwisselden op de grond, stapstapstap, daar gingen we.

Ik hield het tempo aan van een meisje in een donkerrode broek. Een hardlopende houvast, dat kon ik wel gebruiken. Later zouden we namen uitwisselen en elkaar op LinkedIn toevoegen. Later zouden we elkaar in de chat van LinkedIn vertellen waarom we waren begonnen met hardlopen – zij nadat haar vader overleed, ze trainde voor zijn lievelingswedstrijd, ik zou haar vertellen dat ik was gaan lopen in de tijd dat mijn moeder ziek werd.

Maar daar in Egmond wisten we niets van elkaar. Dus we liepen en liepen, op naar het strand, dat zou zwaar worden, niemand praatte, iedereen bewaarde zichzelf voor die kust. Ik wilde nog steeds naar huis, maar mijn voeten waren iets anders van plan: die liepen en liepen, de duinen door, het zand op, eerst los zand, daarna nat en wat harder zand, zou mijn moeder mij zo kunnen zien? Zou ze trots zijn?

Mijn voeten passeerden water en schelpen, ik hoopte het, dat ze trots zou zijn, ik keek naar rechts, de zee, hoi zee, ik keek omhoog, de zon, hoi zon, een verdrietvrij kwartier waarin ik niet aan De Brabo dacht volgde. Ik keek naar voren, al die lopers, kippenvel terwijl ik zweette, naar achteren, al die lopers, naar de rode broek.

Bij haar blijven, dacht ik. Acht kilometer lang liepen we samen, we raakten elkaar pas kwijt bij de negende. “Ga jij maar,” zei ze, “ik ga even inhouden.” “Oké,” antwoordde ik, dat was het eerste wat we tegen elkaar zeiden. We finishten allebei. Moe, bezweet, kapot, voldaan, nog steeds met evenveel verdriet als waarmee we aan de start hadden gestaan. Voor verdriet kun je niet wegrennen. Maar je kunt er wel mee vooruitkomen. Stapje voor stapje voor stapje.

Deze column van Lisanne komt uit Flair 08-2023. Meer van dit soort verhalen lees je wekelijks in Flair.

Journalist Lisanne van Sadelhoff (32) woont met haar hond Leo in Utrecht. Elke week schrijft zij in Flair over wat haar bezighoudt.

Lisanne van SadelhoffDorian Jurne

Op alle verhalen van Flair rust uiteraard copyright. Linken kan altijd, eventueel met de intro van het stuk erboven. Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@flair.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden