Lisanne: ‘Wie geen baarmoeder heeft, weet er weinig van’
Ik heb in mijn hele leven nog nooit zó veel over mijn eitjes gepraat als de afgelopen maand. Ik ben ze op een gegeven moment ook ‘eieren’ gaan noemen, omdat ze dat verkleinwoord niet meer verdienden, gezien de grote rol die ze ineens speelden in de gesprekken die ik voerde.
Ik kon ervoor kiezen het voor me te houden, want precair want kwetsbaar want onzeker want want want, maar eigenlijk was dat geen oprechte keuze, want waarom zou ik iets niet vertellen wat me de komende maanden meer gaat bezighouden dan de uitverkoop van de Asos en de line-up van mijn lievelingsfestivals?
Dus ik trad naar buiten met mijn eierverhaal. Eerst naar mijn familie, schoorvoetend, de kop is eraf, daarna mijn vriendinnen die voelen als familie – “Meiden, het zit zo en zo”. Toen op werk, mondjesmaat, “ik moet mijn eitjes laten invriezen”, acht uur ’s ochtends bij de ontbijttafel, mijn collega pelde op dat moment net een gekookt ei af en complimenteerde me voor mijn lef dat ik dit deed en mijn goede gevoel voor timing waarop ik het vertelde. Er worden ook al grappen gemaakt.
Als ik iets een compliment vind, dan is het dat mensen harde humor gebruiken als ik in een hachelijke situatie zit. Het betekent A) dat ze zich op hun gemak voelen bij mij en B) dat ze weten dat ik het kan hebben. Met Pasen opperde mijn vader tijdens het ontbijt om míj te verstoppen in plaats van losse eieren. Als een willekeurige vriendin een ei bakt, maakt ze er een foto van en stuurt ze die naar mij.
Als ik chagrijnig ben, wordt me gevraagd of ik al op eieren loop. En mijn vriendin en ik zingen dagelijks via voicemessages naar elkaar ‘ei ei ei en ik ben zo blij’ – een lijflied was nog nooit zo letterlijk. Ik vertel het ook aan mijn mannenvrienden. Die hebben toch het gevoel dat ze je moeten aankijken met een gezicht op standje begrafenisondernemer.
Als ik dan uitleg dat noch ik, noch mijn eitjesvoorraad stervende is, staren ze me vervolgens glazig aan. Ze slikken eerst zes domme vragen in (dat zie ik dan gebeuren, een fascinerend schouwspel) en dan gooien ze de zevende vraag eruit – die vaak nog dommer is dan de eerste zes die ze inslikten. Ik ben begonnen ze op te schrijven, die opmerkingen. Zoals die van mijn beste vriend: “Wanneer is de grote operatie?” (Het is een punctie, dramaqueen). Zoals die van mijn vader: “Maar moeten ze die eitjes na dat invriezen dan weer opwarmen?” (Ja, in mijn eigen magnetron, pap).
Zoals die van mijn date: “Komen die hormoonspuiten dan in je kont?” (Nee, in mijn buik, maar lieve schat, ik snap dat je meer gefocust bent op mijn billen dan mijn buikvet). Zoals die van mijn ex: “Zetten ze die eitjes dan op kweek?” (Ja, en daarna groeien er champignons of komkommers uit), of die van een collega, echt een páreltje: “Dus als jij die hormonen slikt, en die eitjes ploppen, dan kunnen ze er zo uit vallen?” (Ja, dus als ik achter mijn bureau zit en “koffiebekertje!” roep, moet jij er snel een brengen zodat ik ze kan opvangen).
Wie geen baarmoeder heeft, weet er weinig van. Dat is bedroevend en grappig tegelijkertijd. Als ik weer een beetje zenuwachtig word, pak ik dat lijstje erbij. Want door te lachen om wat er staat te gebeuren, blaas ik de angst en zenuwen zachtjes weg, de hoek om, blijf daar, en houd jullie koest alsjeblieft.
Deze column van Lisanne komt uit Flair 19-2023. Meer van dit soort verhalen lees je wekelijks in Flair.
Journalist Lisanne van Sadelhoff (32) woont met haar hond Leo in Utrecht. Elke week schrijft zij in Flair over wat haar bezighoudt.