column Lisanne_artikel Beeld column Lisanne
column Lisanne_artikelBeeld column Lisanne

Lisanne: 'Ik behoorde anderhalve week tot de groep niet-wetenden’

Ik benijd ze niet, de niet-wetenden. De mensen die met vage klachten of sluimerende zorgen naar het ziekenhuis gaan, een bezorgd artsenhoofd te zien krijgen en weer naar huis vertrekken om aldaar ‘de uitslag af te wachten’.

Dagen of weken die normaal hadden geleken en waren volgepland met etentjes en uitjes en werkafspraken, worden ineens doordrenkt van twijfel. Alsof je op een schommel zit. Naar voren: je raakt de hoop aan, met je tenen, naar achteren, ja, daar ja, dáár is-ie: de wanhoop. Wat nou als het mis is?

En maar heel even, enkele seconden elke keer, zweef je precies tussen hoop en wanhoop in, dan is er zielenrust, ademruimte, hèhè, maar die duurt altijd korter dan je lief is.

Ze lopen rond, nu, de niet-wetenden. De mensen die gevoelsmatig aan een zijden draadje bungelen. Die ’s nachts naar het plafond staren. Die er niet aan proberen te denken maar er continu aan denken. Je ziet ze zonder dat je het weet. Ze wandelen door het park, lopen door de stad, ze zitten op het terras, achter hun computer, op kantoor.

Ze staan in de supermarkt te twijfelen tussen courgettesoep of bloemkoolsoep vanavond en als ze de Appie uitlopen gaat er ineens – bám – weer zo’n zenuwscheut door hun buik: nog vier, nog vier, nog vier. Nog vier nachtjes en dan is het niet-weten voorbij.

Ik behoorde anderhalve week tot de groep niet-wetenden. Het was bij mij geen kwestie van leven of dood, gelukkig, echt heel erg gelukkig, maar wel een kwestie van het leven wel of niet ooit kunnen doorgeven. Ik was in het ziekenhuis voor een overgangs-check vanwege een erfelijke belasting aan mijn moeders kant.

Het zal wel goed zijn, dacht ik, “Het is misschien niet goed,” zei de arts. Ik op mijn meest appetijtelijke houding, met mijn benen wijd, voeten in beugels, zij starend naar een scherm. “Ik zie niet zo veel eicellen als de vorige keer.” Het aantal was vrij extreem gedaald, daar kwam het op neer.

Stilte in het kamertje, in stilte trok ik mijn broek weer aan, en in stilte stroopte ik mijn mouw vervolgens op bij de bloedprikmevrouw. “Waarom prikken jullie bloed?” vroeg ik. “Om te kijken of je wel of niet in aanmerking komt voor een invriestraject.” Ik knikte want ik kon niet praten, dan zou er een wiebelstem uit mijn mond komen en dat wilde ik niet – ik houd niet van wiebelstemmen. “Over anderhalve week bellen we met de uitslag.”

In anderhalve week zitten negen dagen en in negen dagen zitten 216 uren. 216 uren op de twijfelschommel: wel vruchtbaar niet vruchtbaar wel vruchtbaar niet vruchtbaar. Het idee dat er iemand in een of ander lab mijn bloed aan het bekijken was en al wist wat ik nog niet wist, was bijna niet te houden.

Het halfuurtje waarin de arts zou bellen en nog niet belde, idem. “Ik houd het niet meer”, zei ik tegen mijn vader, samen zaten we op de bank, naast elkaar, te wachten op dat ene belletje. Het ene belletje dat een einde maakte aan mijn geschommel. Het ene belletje dat me uiteindelijk het nieuws bracht dat ik echt elke niet-wetende gun.

Deze column van Lisanne komt uit Flair 17-2023. Meer van dit soort verhalen lees je wekelijks in Flair.

Journalist Lisanne van Sadelhoff (32) woont met haar hond Leo in Utrecht. Elke week schrijft zij in Flair over wat haar bezighoudt.

Lisanne van Sadelhoffcolumn Lisanne

Op alle verhalen van Flair rust uiteraard copyright. Linken kan altijd, eventueel met de intro van het stuk erboven. Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@flair.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden