Eva Breda: 'Vaak help je iemand meer door minder te doen'
Eva Breda (24) is journalist, podcastmaker én cliënt. In haar podcast Komt Een Meid Bij De Psych probeert ze de drempel naar psychische hulp te verlagen door zelf in therapie te gaan. Iedere week bespreekt ze haar therapie in een column.
‘Je kan wel bij mij slapen’, verschijnt op mijn telefoon. Thank god voor beste vriendinnen. Ik ben de komende nacht alleen en maak mezelf al de hele dag gek met het idee van een man die ‘s nachts via mijn balkon mijn slaapkamer insluipt en me aan mijn haren mijn bed uitsleurt. Diep vanbinnen weet ik wel dat dat scenario ver van de realiteit af staat. Tenzij de enge man in kwestie acrobaat is (mijn balkon is 4 meter hoog) of mijn haar met spoed een versterkingskuur krijgt (sinds de wintermaanden is het zo breekbaar dat het werkelijk onmogelijk is me eraan uit bed te slepen), kán mijn angst niet eens uitkomen. Maar goed, angst is nou eenmaal nooit reëel.
Zoals altijd als zich een eng moment voordoet, komt daar mijn Support System uit de hemel vallen. Ik hoef maar een kik te geven of familie en vrienden schieten te hulp. ‘Ik laat mijn geluid aan, je kan altijd bellen’, ‘je mag wel bij mij slapen vanavond’. En zo is mijn angst ineens een goed excuus voor een sleepover bij mijn beste vriendin. Zo samen in bed voel ik me een stuk veiliger dan thuis in m’n eentje. Eigenlijk is het absurd. Mijn beste vriendin is een sterke vrouw, begrijp me niet verkeerd. Maar als ik heel eerlijk ben denk ik dat we ook samen geen schijn van kans maken in een situatie van leven of dood. Het beste wapen binnen handbereik is de vetplant op haar nachtkastje. Toch voel ik me veiliger met haar naast me. Ik zei het al, angst is niet reëel.
Dat is het nooit geweest. Als 17-jarige had ik een oppasbaantje. Terwijl de ouders genoten van een avondje uit, bracht ik hun 6-jarige kind naar bed en keek ik televisie tot ze terugkwamen. Zelfs toen stelde ik mezelf gerust met het idee dat áls er iets zou gebeuren, er nog iemand in huis was. Een kind van 6 (!), welteverstaan. Als je je lot in de handen van een kleuter legt, weet je dat je werk te doen hebt. Zeker als je ooit zelf kinderen wil.
Toch hield ik therapie jaren af. Ik kon prima leven met mijn angsten, vond ik. Ik hoefde ze immers nooit aan te gaan dankzij dat fijne support system. Zie daar, de support-paradox. Want door iemand die mentaal struggelt te helpen, houden we vaak juist een probleem in stand. En waar mensen als ik soms moeite hebben met het aannemen van hulp, hebben we vaak géén moeite met het aannemen van sluipwegen om onze pijn, angst of verdriet niet te hoeven voelen. Hoe lief het ook is dat mijn omgeving ervoor wilde zorgen dat ik nooit alleen was, het was olie op mijn angstvuur. En ik liet ze het graag rondstrooien.
Mijn psycholoog Dorianne Hoek leerde me hoe je iemand die mentaal struggelt wél kunt supporten. “Stel vragen. Wat voor hulp wíl iemand krijgen?”, zegt Dorianne. “Geef vooral geen ongevraagd advies en vul niet in wat iemand nodig heeft.” Ontneem iemand niet de kans om problemen aan te gaan, maar steun de persoon juist om angsten, pijn of verdriet in de ogen te kijken. “Stuur bijvoorbeeld een lief appje of kaart ter support”, adviseert Dorianne. En dan niet met: ‘je mag wel bij mij slapen’, maar: ‘ik weet dat je een nacht alleen slapen spannend vindt, maar dat kun jij’. Vaak help je iemand meer door minder te doen. Hoe moeilijk dat soms ook is. En hoe gezellig een sleepover ook kan zijn.